- easy
- adj. gemakkelijk; geriefelijk; kalm--------adv. makkelijkeasy1[ ie:zie] 〈bijvoeglijk naamwoord; easiness〉1 (ge)makkelijk ⇒ eenvoudig, moeiteloos2 ongedwongen3 behaaglijk ⇒ comfortabel, gemakkelijk4 welgesteld ⇒ bemiddeld♦voorbeelden:1 have easy access to something • makkelijk toegang hebben tot iets〈informeel〉 as easy as pie/winking • reuzegemakkelijk, een koud kunstje〈spreekwoord〉 it's easy to be wise after the event • als het kleed gemaakt is, ziet men de fouten2 have an easy manner • ontspannen optreden3 easy chair • leunstoel, luie stoeleasy on the ear/eye • aangenaam om te horen/zien4 in easy circumstances • in goede doenhave an easy time (of it) • een gemakkelijk leventje hebben¶ 〈slang〉 an easy lay • vrouw die snel plat gaateasy money • gemakkelijk/illegaal verkregen geldby easy stages • stap voor staplive on Easy Street • in goede doen zijnon easy terms • op gemakkelijke condities, op afbetaling〈Brits-Engels; informeel〉 I'm easy • mij om het even————————easy2〈bijwoord〉1 gemakkelijk ⇒ eenvoudig2 kalm ⇒ rustig♦voorbeelden:1 easier said than done • gemakkelijker gezegd dan gedaaneasy as pie • een fluitje van een cent2 take it easy • het rustig aan doen; 〈Amerikaans-Engels; informeel〉tot ziens dan maareasy does it! • voorzichtig!¶ 〈spreekwoord〉 easy come, easy go • zo gewonnen, zo geronneneasy (now) • kalmpjes aan!, rustig!
English-Dutch dictionary. 2013.